Ik ben dol op het fanplein. Hier voel ik me helemaal thuis. Overal zijn leuke activiteiten waar ik kan voetballen en springen op luchtkussens. Ik kan mij niet inhouden wanneer ik het luchtkussen in de vorm van een voetbal zie. “Dat ziet eruit als een plek waar een jonge tijger als ik thuishoor!” roep ik met een grote grijns.
Met een sierlijke sprong beland ik in het luchtkussen, waar kinderen al lachend en gillend op en neer stuiteren. “Kom op, wie kan mij tikken?” roep ik. De kinderen joelen van enthousiasme en proberen mij te pakken, maar ik ben razendsnel. Ik spring hoog de lucht in, maak een koprol en land veilig op mijn poten. “Je moet sneller zijn dan dat!” grap ik, terwijl ik vrolijk een high-five uitdeel aan een jongen die net dichtbij genoeg was gekomen.
Na een tijdje word ik hongerig van al dat springen. Ik spring van het luchtkussen af en ruik een heerlijke geur die mij naar de snackkar leidt. “Eén grote portie patat, alsjeblieft!” zeg ik met een brede glimlach tegen de medewerker achter de kraam. Niet veel later zit ik op een bankje met een bak lekkere patatjes. Natuurlijk doop ik ze helemaal in een flinke klodder mayonaise.
Het moment tot aan de aftrap van de wedstrijd komt steeds dichterbij en het fanplein wordt steeds drukker. Ik spring snel weer op het luchtkussen, om naar alle supporters te zwaaien. Ik moedig hen aan om nóg harder de liedjes van FC Utrecht te zingen.
Als de luchtkussenkoning en patatkampioen van de dag, zwaai ik het fanplein uiteindelijk gedag. Ik sprint richting het stadion, klaar om de wedstrijd van FC Utrecht te zien. Ik zeg maar zo: “Het was al suuuuperleuk op het fanplein, maar als FC Utrecht gaat winnen is mijn dag compleet!”